Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Steil dak

Er is veel geschreven over dakhellingen. Waarom is het dak in de ene streek meestal steil en in een andere flauw hellend? En was dat altijd zo? Zeker is dat het noorden van Europa meer steile daken kent dan het zuiden. Duidelijk is ook dat romaanse kerken (oorspronkelijk) flauw hellende daken hadden en de gotische steil oprijzende. Hierbij speelt het klimaat geen rol, wel het streven naar (nutteloze) hoogten. Want menigeen realiseert zich niet dat bij een gotische kathedraal die enorme kap helemaal leeg is (op een fiks bos aan eikenhout na). De steekkappen van de gewelven komen uit boven de spitsboogvensters en daarmee ligt de kruinhoogte van het ribgewelf vast. Alleen een houten tongewelf wil nog weleens in de kap steken.
Voor huizen geldt een heel ander verhaal. De kap bevat de belangrijkste bergruimte. Wanneer heel veel opgeslagen moet worden, zijn steile daken handig. Toch kan nog meer ruimte gewonnen worden door niet de dakhelling te verhogen, maar de kap te draaien. In vestingsteden zien we dwarshuizen op een diepe plattegrond, met boven de zolder vele vlieringen.
Een verhaal apart vormt het verband tussen dakhelling en dakbedekking. Losliggende stenen breuksteenplaten schuiven van een steil dak af. Leien en daktegels kunnen op heel steile daken toegepast worden. Op een flauw hellende dak zou de regen er onder gejaagd kunnen worden. Voor de oudste dakpannen geldt dat ook, maar naarmate de aansluiting verbeterde, werd het gevaar van inregenen kleiner. Machinale pannen hebben geen steil dak nodig. Maar belangrijker nog was de opkomst van zink en andere materialen voor dakbedekking, die flauw hellende en zelf platte daken mogelijk maakten.



Tekst: Jean Penders (12-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders